We leven in een bewogen tijd, welke zowel kansen als bedreigingen kent. Door een combinatie van wetenschap en kapitalisme is de planeet nog nooit zo bevolkt geweest als nu, bijna zeven miljard mensen. Ook zijn er nu relatief minder oorlogen dan 50 jaar geleden. Veel mensen leven in rijkdom. Echter ook een groot gedeelte van de wereldbevolking leeft in armoede en lijdt honger. Het hoge Westerse welvaartsniveau heeft ook een keerzijde, de planeet raakt langzaam uitgeput. Klimatologisch onderzoek toont aan dat door de hoge hoeveelheid CO2 in de lucht wereldwijd de temperatuur zou kunnen gaan stijgen de komende eeuw. Over of de temperatuur zal gaan stijgen en hoe groot die temperatuurstijging dan zal zijn is nog geen overeenstemming bereikt, maar de data wijzen wel de kant op van een dreigende klimaatcrisis (Intergovernmental Panel on Climate Change-rapport 2007). In een hoog tempo verbruiken we onze niet herwinbare grondstoffen, zoals olie, gas en kolen. Er zijn vele voorspellingen dat deze grondstoffen over enkele decennia uitgeput zijn en een energiecrisis dreigt. De laatste jaren zijn we geconfronteerd met een kredietcrisis, dat zich als een olievlek over de wereld verspreid heeft. Banken hebben massaal kredieten verleend aan consumenten, die deze kredieten niet konden terugbetalen. De oorzaak wordt vooral gezocht in de bonussen die de bankiers wordt uitbetaald. Door deze bonussen nemen de bankiers grote risico’s om hun bonussen binnen te halen met als gevolg dat vele mensen een krediet (vooral hypotheken) hebben gekregen, die ze helemaal niet konden betalen.
Vooral voor de energiecrisis en de klimaatcrisis worden vrijwel alleen technische oplossingen gezocht en wordt er weinig gekeken naar maatregelen om gedrag (op een vrijwillige basis) te veranderen. Een voorbeeld kan laten zien dat sociale en technische oplossingen hand in hand moeten gaan om werkelijk de energiecrisis en de klimaatcrisis op te lossen. In de loop der jaren werden auto’s steeds zuiniger en dus per gereden kilometer minder milieubelastend. Door deze technische vooruitgang werden auto’s goedkoper in gebruik, waardoor meer mensen in staat waren om een auto aan te schaffen (Van der Vinne, 2007). Hierdoor werden er absoluut gezien meer kilometers gereden en mensen gingen ook steeds verder van hun werk wonen, door de flexibelere arbeidsmarkt en de emancipatie van de vrouw. De zuinigere auto’s leidde uiteindelijk dus tot meer verbruik van brandstoffen.
De klimaatcrisis, de energiecrisis en ook de kredietcrisis kunnen worden gezien als een sociaal dilemma. Een sociaal dilemma is door Messick en Brewer (1983) gedefinieerd als situaties waarin collectieve consequenties van redelijke individuele keuzes een ramp zijn. Het klimaatprobleem is alleen op te lossen door gezamenlijke acties, want voor individuen is het voordeliger om geen rekening te houden met het CO2 uitstoot aangezien de eigen (kleine) bijdrage geen significante invloed heeft op de totale uitstoot van CO2. Echter als alle individuen zo denken, dan zullen we zeer waarschijnlijk in de toekomst last krijgen van de gevolgen van de klimaatcrisis. Uit onderzoek van Dawes, Van de Kragt’a0 en Orbell (1988) blijkt dat mensen meer bijdragen aan het algemeen belang als ze met elkaar communiceren dan wanneer er geen communicatie plaatsvindt. Communiceren over bijvoorbeeld de mogelijke gevolgen van een veranderend klimaat kan er voor zorgen dat mensen inzien dat het voor het algemeen belang voordeliger is om op tijd maatregelen te nemen, dan het gewoon er gewoon bij te laten zitten.
Aan de basis van de klimaatcrisis, de energiecrisis en de kredietcrisis ligt de hoge consumptiedrang van de Westerse mens (Stern, 2007). Als we maar genoeg blijven consumeren dan komt het allemaal wel goed, lijkt de heersende gedachte te zijn. In een tsunami van reclame die ons dagelijks wordt voorgeschoteld, lijkt het dat wanneer je maar genoeg materie verzamelt, je vanzelf gelukkig blijft of wordt. Richard Layard (2005) haalt in zijn boek ‘happiness’ onderzoek aan waarin wordt aangetoond dat de mensen in Amerika, Groot-Brittanni’eb en Japan de laatste 50 jaar niet gelukkiger zijn geworden, terwijl de gemiddelde inkomens meer dan verdubbeld zijn in deze periode. In grafiek 1 is te zien dat wanneer landen een bepaalde rijkdom bereikt hebben (kantelpunt ongeveer bij 20.000 dollar) dat eenzelfde hoeveelheid extra geld niet meer leidt tot meer geluk. Onder dit kantelpunt is extra geld dus wel erg belangrijk voor geluk. Maar Nederlanders hadden in 2009 gemiddeld 48.222 dollar te besteden (Internationaal Monetair Fonds, 2009). Dat is ruimschoots boven het kantelpunt. Onze politiek draait nog wel hoofdzakelijk om de economie. Waar zijn we dan eigenlijk mee bezig? We worden steeds rijker, maar wat is dan het doel? Is rijk worden het doel op zich?
Het lijkt er op dat we de laatste decennia ruimschoots in onze basisbehoeften zijn voorzien. In figuur 1 is de Piramide van Maslow te zien. Onze samenleving richt zich nog steeds op de onderste lagen van de piramide. We zouden ons meer bezig moeten houden met hoger liggende facetten, waardoor we beter voldoen aan onze eigen behoeften en ons consumptieniveau kunnen inperken. Zelfontplooiing is een bezigheid dat niet gauw te vervullen is met simpelweg het aanschaffen van consumptieartikelen. Wanneer we inzien dat onze samenleving anders is dan 50 jaar geleden en we de luxe hebben om ons meer bezig te gaan houden met ‘hogere’ behoeften, dan slaan we twee vliegen in één klap. We kunnen ons geluksniveau verhogen en deze verandering kan een bijdrage zijn in de verbetering van de situatie van de klimaatcrisis, de energiecrisis en de kredietcrisis. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat mensen niet goed weten wat hun gelukkig maakt, bijvoorbeeld inkomen boven een bepaald niveau en uiterlijk maken ons vrijwel niet gelukkiger. Mensen denken echter wel dat ze hiervan gelukkiger worden (Lyobymorsky, 2008).